Begrijpen - Compreender
Infinitief | O infinitivo |
te begrijpen | compreender |
Tegenwoordige tijd | O presente |
ik begrijp | (eu) compreendo |
jij begrijpt | (tu) compreendes |
hij / zij / het begrijpt | (ele / ela) compreende |
wij begrijpen | (nós) compreendemos |
jullie begrijpen | (vós) compreendeis |
zij begrijpen | (eles / elas) compreendem |
Verleden tijd | O pretérito |
Onvoltooid verleden tijd | O pretérito imperfeito |
ik begreep | (eu) compreendia |
jij begreep | (tu) compreendias |
hij / zij / het begreep | (ele / ela) compreendia |
wij begrepen | (nós) compreendíamos |
jullie begrepen | (vós) compreendíeis |
zij begrepen | (eles / elas) compreendiam |
Voltooid tegenwoordige tijd | O pretérito perfeito composto |
ik heb / ben begrepen | (eu) tenho compreendido |
"Ik leef altijd in het heden. De toekomst kan ik niet kennen. Het verleden heb ik al niet meer.
Vivo sempre no presente. O futuro, não o conheço. O passado, já o não tenho.
"