Vragen - Perguntar
Infinitief | O infinitivo |
te vragen | perguntar |
 |  |
Tegenwoordige tijd | O presente |
ik vraag | (eu) pergunto |
jij vraagt | (tu) perguntas |
hij / zij / het vraagt | (ele / ela) pergunta |
wij vragen | (nós) perguntamos |
jullie vragen | (vós) perguntais |
zij vragen | (eles / elas) perguntam |
 |  |
Verleden tijd | O pretérito |
Onvoltooid verleden tijd | O pretérito imperfeito |
ik vroeg | (eu) perguntava |
jij vroeg | (tu) perguntavas |
hij / zij / het vroeg | (ele / ela) perguntava |
wij vroegen | (nós) perguntávamos |
jullie vroegen | (vós) perguntáveis |
zij vroegen | (eles / elas) perguntavam |
 |  |
Voltooid tegenwoordige tijd | O pertérito perfeito composto |
ik heb gevraagd | (eu) tenho perguntado |
"Ik leef altijd in het heden. De toekomst kan ik niet kennen. Het verleden heb ik al niet meer.
Vivo sempre no presente. O futuro, não o conheço. O passado, já o não tenho.
"